Hier aan de Rodeweeshuisstraat stond tot 1599 het Olde Convent. Dit stadsklooster stond ook wel bekend onder de naam Sint-Agnesklooster of Geestelijke-Maagdenconvent. In 1438 schonk Hille Baroldii een handgeschreven boek over TLeven ons heren Jhesu Christi aan de nonnen van dit klooster, zo staat te lezen in een bijna onleesbaar handschrift onderaan de laatste bladzijde van het boek:
“Dit boek heeft Hille Baroldii den susteren in den Olden Convente in Groninghen gegeven, betet voer hoer. Int jaer ons heren MCCCC ende XXXVIII in Witten Dondredage.”
Hille Baroldii, ook wel Hille Baereldes genoemd, schonk dit kostbare boek dus op Witte Donderdag 10 april 1438 (de donderdag voor Pasen) aan de zusters van het Olde Convent in Groningen, met het verzoek om als tegenprestatie voor haar te bidden.
Het Olde Convent heeft hier gestaan aan wat nu de Rodeweeshuisstraat heet. In het begin van de 15e eeuw werd dit straatje ook wel de Begijnenweg en later de Geestelijke-Maagdenstraat of Hardewikstraatstraat genoemd. Het Olde Convent werd als begijnhof gesticht rond 1386. Een begijnhof werd bewoond door vrouwen die wilden leven in armoede en kuisheid en daardoor moesten leven van aalmoezen en het werk dat ze zelf met hun handen verrichten. Ze behoorden normaliter niet tot een bepaalde geestelijke orde. Verder hadden ze geen plaats in het kerkelijke bestuur. Begijnen kozen dus een middenweg tussen het geestelijke en wereldlijke leven. Soms bestond binnen een begijnengemeenschap een behoefte tot het vormen van een hechtere eenheid: een kloostergemeenschap. In 1399 of 1401 ging het convent over tot de Derde Orde van Sint Franciscus waarvan de leden ook wel de tertiarissen worden genoemd. Dit betekent dat de zusters niet de officiële geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid hoefden af te leggen, maar in de praktijk werd dat wel steeds meer de gewoonte. De Derde Orde is gebaseerd op het door Franciscus van Assisi gepreekte armoede-ideaal.
Verder is deze Orde bedoeld voor in de wereld levende vrouwen en mannen en daardoor geschikt voor begijnen. Ook leken konden lid worden van deze orde. De zusters van het Olde Convent behoorden over het algemeen tot een lagere sociale klasse dan de zusters van de middeleeuwse Groningse tertiarissenkloosters Vrouw Menoldisconvent, het eerste Groningse begijnhof, en het Vrouw Sywenconvent. Deze beide conventen lagen vlakbij, resp. aan de Broerstraat en Kijk in ’t Jatstraat.
Bij de Reductie van Groningen in 1594 vervielen de gebouwen en de goederen van het Olde Convent, evenals die van de andere Groningse kloosters, aan de Staten van Stad en Lande, die de gebouwen in 1599 aan de stad Groningen afstonden. Een deel van de gebouwen werd toegewezen aan het in dat jaar gestichte Burgerweeshuis, dat naar de kleur van de kleding, die de wezen droegen, ook wel Rode Weeshuis werd genoemd. Zo komt deze straat aan haar huidige naam.
Het boek dat Hille Baroldii cadeau gaf, bevat TLeven ons Heren Jhesu Christi. Dit is een vertaling in het Middelnederlands van de Latijnse Vita Christi, waarin het leven van Jezus centraal staat. Deze tekst kende een grote verspreiding in de Lage Landen en werd veel gelezen, zowel binnen als buiten de kloostermuren. Hij staat ook wel bekend als het Pseudo-Bonaventura-Ludolfiaanse Leven, genoemd naar Bonaventura en Ludolf van Saksen, aan wie de oorspronkelijke Latijnse tekst wordt toegeschreven. Bonaventura (1221-1274) was een franciscaanse bisschop, kardinaal, theoloog en filosoof uit Italië die zich in zijn leven en werk veel bezighield met het lijden van Jezus Christus. Ludolf van Saksen was een Duitse monnik en theoloog die leefde van circa 1295 tot 1378. Hij was van mening dat gelovigen zich zoveel mogelijk moesten inleven in het leven van Christus, alsof ze er zelf bij aanwezig waren geweest.
Dit is duidelijk terug te vinden in TLeven ons Heren Jhesu Christi. Dit boek bevat namelijk uitgebreide instructies om de gebeurtenissen rond het lijden en sterven van Christus te ‘overdencken mit eenre weken’. Lezers moesten dus uitvoerig stilstaan bij het leven van Jezus in de tijd rond Pasen. Van lezers werd verwacht dat ze zich met ‘drovighen screyenden herten’ [bedroefd, schreiend hart] de passages inbeeldden alsof ze er ‘ieghenwordich’ [erbij aanwezig] waren.
Over Hille Baroldii, de schenkster van dit boek, weten we niet veel. Stamde ze uit een Groninger burgemeestersfamilie, zoals sommige onderzoekers beweren? Was ze de vrouw van burgemeester Henric Baroldes, zoals een akte in de Groninger Archieven d.d. 12 maart 1442 lijkt te suggereren? We weten het niet met zekerheid. Een derde mogelijkheid is dat ze zelf zuster is geweest in dit Olde Convent.
Auteur: Frida van Til