Op deze plek, net wat buiten Sneek, staat op dit moment de Thaborhoeve, die gebruikt wordt als camping, trouwlocatie en wijngaard. In de tuin staat een kunstwerkje: met neonlichten worden zes monniken in pij afgebeeld. Dit is een verwijzing naar de geschiedenis van deze locatie. De hoeve is namelijk gebouwd op de plek waar ooit het klooster Thabor stond. Het klooster bestond van 1407 tot 1580 en was gesticht door de Sneker Rienck Bockema.
Eén van de monniken in Thabor aan het begin van de 16e eeuw was Henricus Goude. Vanwege de oorlogen die in Friesland woedden met Karel V verbleef hij soms in andere kloosters, maar zijn meeste tijd bracht hij door in Thabor, waar hij deze kroniek schreef. Het is een geschiedenis van Nederland in drie delen en negentien boeken, waarin van alles wordt beschreven: de schepping, pausen en martelaren, oorlogen in Nederland, Hollandse heiligen en staatkundige gebeurtenissen tot 1522. Bijzonder is dat in dit geval de auteur (de schepper van de tekst) ook de kopiist is (de fysieke schrijver van de tekst) en dus is hier sprake van een origineel handschrift.
Klooster Thabor sloot zich aan bij de Congregatie van Windesheim, zo genoemd vanwege het moederklooster in Windesheim. Deze kloosters zetten zich in voor een strenger geloof. Klooster Thabor was behoorlijk zelfvoorzienend, met een eigen keuken, ziekenhuis, koestal, bouwhuis en schoenmakershuis. En natuurlijk was het belangrijkste onderdeel de inwoners: de monniken, die flink productief waren. Van geen één klooster zijn er namelijk zoveel geschriften bewaard gebleven als van klooster Thabor.
De eerste versie voltooide Henricus in 1508, maar in 1522 voegde hij nog grote stukken toe. Het resultaat: een klein, maar dik boek, met honderden pagina’s aan geschiedenis, met de hand geschreven in inkt die in de loop van de tijd hier en daar naar bruin is verkleurd, vanuit het perspectief van een middeleeuwse monnik. De latere teksten zijn geschreven op stukken papier die tussen de al aanwezige bladen zijn ingevoegd. De bladen kan je open vouwen; het is een soort collagekroniek. Het grootste gedeelte van de tekst is nauwelijks tot niet gedecoreerd, maar een aantal initialen zijn uitgebreid versierd. Aan één ervan heeft de schrijver zelfs zijn naam toegevoegd. Zo weten wij eeuwen later nog wie het geschreven heeft.
Na de opheffing van Klooster Thabor in 1580 begon deze kroniek aan een zwerftocht. De eerste ons bekende eigenaar buiten het klooster is de Groninger Menso Alting in de 17e eeuw. Menso Alting was secretaris te Selwerd, rechter in Sappemeer en burgemeester van Groningen van 1686 tot 1713. In de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Groningen zijn ook andere sporen van Alting te vinden: een aantal brieven, een reisdagboek en een aardrijkskundig werk.
Alting maakte zelf aantekeningen in deze kroniek van Thabor, maar leende het boek ook uit aan de bekende Nederlandse jurist Antonius Matthaeus III. Matthaeus was hoogleraar rechten en uiteindelijk rector magnificus in Utrecht, en heeft rond 1702 fragmenten van dit handschrift overgeschreven. Die zijn nu te vinden in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag. Ook noemt Matthaeus de Kroniek van Thabor in meerdere van zijn publicaties.
Na het overlijden van Menso Alting in 1713 komen we het boek pas in 1833 weer op het spoor, toen het in de gemeentearchieven van Groningen verscheen. Archivaris H.O. Feith, een gevierd jurist, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en voorzitter van het Instituut voor Doofstommen in Groningen, heeft het boek samen met de rest van de archieven jarenlang bewaard. Na zijn dood in 1849 werd zijn zoon, H.O. Feith II, de nieuwe archivaris. In 1872 leende hij de kroniek van Thabor uit aan Robert Fruin, een toen bekende historicus. Voorin het boek heeft Fruin een aantal pagina’s met zijn opmerkingen ingevoegd; een soort recensie, waarin hij schrijft dat hij zeer teleurgesteld was in het boek. Een “vervelende vertaling of navolging van de Divisiekroniek ” noemt hij het handschrift. Hierin had Fruin het echter mis. De Divisiekroniek was namelijk geschreven in 1517, terwijl de eerste versie van de Kroniek van Thabor al in 1512 af was. Toch vond Fruin het handschrift tegenvallend. In 1897 gaven de Groninger Archieven de kroniek aan de Universiteitsbibliotheek van Groningen, waar het sindsdien bewaard is.
Auteur: Kjelda Glimmerveen