Hier staat de Lütetsburg oftewel de borg van Lütet (Manningha), die deze burcht in de veertiende eeuw liet bouwen. Een van zijn nazaten was Unico Manningha. Hij werd geboren in 1529 als veertiende kind van Dodo Manningha en Sophia Ripperda. In 1549 ging Unico studeren aan de Universiteit van Wittenberg, waar hij bevriend raakte met de zonen van Maarten Luther. Zij gaven hem een boek cadeau waarin hun vader eigenhandig allerlei aantekeningen had geschreven. Na zijn studie keerde Unico terug naar Ostfriesland en kocht de Lütetsburg van zijn broer. Van 1557 tot 1576 liet hij de borg verbouwen in Renaissancestijl. Als calvinist gebruikte hij de borg ook om protestantse vluchtelingen uit de Noordelijke Nederlanden een toevluchtsoord te bieden. Onder hen was Philips van Marnix van Sint Aldegonde, de vermeende auteur van het Wilhelmus die hier zijn De byencorf, een satire op de katholieke kerk, schreef. In 1588 overleed Unico Manningha in de Lütetsburg.
Het boek dat Unico cadeau kreeg van Luthers zonen was niet zomaar een boek. Het was een exemplaar van Erasmus’ Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament gedrukt in 1527 door Johann Froben in Bazel. De eerste editie van deze vertaling was al in 1516 verschenen, dus nog voordat Luther z’n stellingen in Wittenberg publiceerde en daarmee de Reformatie inluidde. Als humanist vond Erasmus de officiële Latijnse vertaling van de katholieke kerk (de zogenaamde Vulgaat) onvolledig, soms onduidelijk en soms onjuist. Om zijn eigen vertaling te verantwoorden voegde hij aan zijn uitgave een Griekse brontekst toe plus gedetailleerde annotaties over zijn vertaalkeuzes. Waarschijnlijk in 1528 kocht Luther dit exemplaar van inmiddels de vierde editie van Erasmus’ vertaling.
Erasmus en Luther waren al vrij snel na 1517 principiële tegenstanders geworden. Ook Erasmus had wezenlijke kritiek op de katholieke kerk, maar vooral op haar vertegenwoordigers en hun onchristelijke gedrag, niet op de leer van de kerk, en hij hechtte groot belang aan de eenheid van het christendom. Luther had andere prioriteiten.
Hun verschillen worden ook in de kantlijn van dit boek duidelijk. Op zo’n 470 plaatsen heeft Luther met zijn pen gereageerd. Soms betreft het slechts strepen in de tekst, maar vaak ook zijn het opmerkingen die hij in de kantlijn heeft geschreven om Erasmus’ gedrukte tekst te verklaren of te bestrijden. Zo besluit Erasmus de toelichting op zijn vertaling bij Lucas 2:14 met de mededeling: “Dit zal genoeg zijn, denk ik, voor een eerlijke lezer.” Hierbij heeft Luther in de marge geschreven: “Ik ben geen eerlijke lezer en jij geen eerlijke schrijver.” Al met al geven Luthers aantekeningen een levendige impressie van zijn persoonlijkheid en zijn vete met Erasmus.
Unico Manninga heeft dit boek niet lang in bezit gehad. Tussen 1550 en 1555 gaf hij het door aan de Ommelander edelman Christoffel van Ewsum, die het op zijn beurt cadeau gaf aan Regnerus Praedinius, rector van de Latijnse school in de stad Groningen. Op het schutblad schreef Praedinius: “Nadat de heer Christoffel van Ewsum dit boek had gekregen van Unico Manningha, nadat die naar het vaderland (Frisia) was teruggekeerd, heeft hij het als geschenk aan mij doorgegeven. 1555.” Ook Praedinius heeft op uitgebreide schaal—nog meer dan Luther—opmerkingen in het boek geschreven. Hij gaat in discussie met Luther en verdedigt de standpunten van Erasmus.
Na allerlei verdere omzwervingen belandde dit boek op 10 augustus 1724 in de Universiteitsbibliotheek Groningen.
Auteurs: Myrthe Westra, Iris Loois, Adrie van der Laan