Pieter Beyntsma is nu totaal onbekend, maar ooit nam de officiële historiograaf van Friesland, Suffridus Petrus, hem op in zijn boek over Schrijvers uit Friesland (1590). Daar heet hij Petrus Poetinus. Beide namen gebruikte Pieter zelf, toen hij zijn gloednieuwe boeken uit Venetië volschreef met geleerde kennis.
“Petrus Poetinus van Bentzma is geboren in Stavoren uit een edele familie.” Zo begint Suffridus Petrus (1527–1597) hoofdstuk twee van zijn negende decade. Suffridus was een jurist en historicus die het humanistische motto ad fontes serieus nam en dus kritisch bronnenonderzoek deed. Hij is vrijwel de enige die informatie over Poetinus geeft. Die zou hebben geleefd rond 1490, aanzien hebben genoten vanwege zijn literaire kwaliteiten en pastoor in Boxum zijn geweest.
Opmerkelijk genoeg rapporteert Suffridus dat naar verluidt ook enkele werken van Poetinus in handschrift zijn bewaard, maar dat hij die niet heeft weten te traceren. Suffridus doet een oproep aan de bezitters daarvan om ze publiekelijk te delen. Poetinus’ schrijverschap wordt bevestigd in de beroemde stedenatlas van Georg Braun en Franz Hogenberg uit 1572—in de tekst bij de kopergravure van Stavoren: “Afkomstig uit Stavoren waren Petrus Poetinus en Nanno de filosoof … beiden beroemd door hun gepubliceerde boeken.”
Een boek in de UB Groningen bevestigt de geleerdheid van Poetinus. Het is een convoluut van drie edities van Romeinse satiredichters Persius, Juvenalis en Horatius. Door dit hele boek heen heeft iemand enorm veel aantekeningen geschreven tussen en naast de gedrukte tekst in een prachtige, kleine maar duidelijke, humanistische hand. De aantekeningen variëren van losse woordbetekenissen tot interpretatieve glossen en soms zelfs complete tekst. Het lijdt geen twijfel dat al deze annotaties zijn geschreven door één en dezelfde hand. Gelukkig identificeert de eigenaar van deze hand zichzelf meteen al op de eerste bladzijde: “Dit boek is van Petrus Poetinus uit Stavoren.” Onder het colofon van de Juvenalis-editie doet hij dit nog iets uitgebreider: “Dit boek is van Petrus Stator Poetinus Beyntsma uit Stavoren in Frisia.”
Door het hele boek heen heeft Poetinus aantekeningen gemaakt tussen de gedrukte regels door en in de marges eromheen. Dat begint meteen op de eerste bladzijde, die onbedrukt is. Poetinus heeft de hele pagina gevuld met een verklaring van de term prologus (voorwoord). Deze verklaring heeft hij gekopieerd (met bronvermelding) uit een boek over de juiste Latijnse spelling van Griekse leenwoorden van de humanist Johannes Tortellius uit 1471—op dat moment dus recente wetenschap. Deze werkwijze van Poetinus zien we door het hele boek heen. Hij was duidelijk uit op de nieuwste kennis over de Griekse en Latijnse taal en cultuur van de Oudheid, zoals die in zijn tijd werd geproduceerd in Italië door humanistische geleerden als Jacobus Philippus van Bergamo, Niccolo Perotti en Cristoforo Landino.
De aard van Poetinus’ aantekeningen is divers. Soms gaat het om simpele woordbetekenissen of korte verklaringen (altijd in het Latijn), soms om inhoudelijk uitgebreidere toelichtingen. Op zeker één plek in het boek heeft Poetinus zelf een fout van de Venetiaanse drukker hersteld: twaalf verzen die de drukker uit een ode van Horatius (3.29) heeft weggelaten, heeft Poetinus in de kantlijn toegevoegd. Ook heeft hij bij deze hele ode het geleerde commentaar van Cristoforo Landino (1424–1498) opgeschreven.
Poetinus’ gebruik van Landino bevestigt dat hij ook zelf een humanist was met een zucht naar de grenzen van het weten op het gebied van de klassieke talen en culturen. Landino’s commentaar werd voor het eerst gedrukt in 1482 en meteen een bestseller. Vooral de editie die nog geen jaar later verscheen in Venetië werd populair. Is het toeval dat Venetië steeds weer opduikt als plaats van uitgave van boeken die Poetinus bezat of gebruikte? Heeft hij misschien in Noord-Italië gestudeerd, zoals een flink aantal van zijn tijd- en streekgenoten, onder wie Rudolf Agricola uit Baflo?
Poetinus’ zucht naar humanistische kennis lijkt opmerkelijk, want rond 1480 begon het Italiaanse humanisme nog maar net over de Alpen te trekken, maar juist in de Noordelijke Nederlanden en met name in Frisia bloeide de belangstelling voor het Italiaanse humanisme al vroeg op. In Aduard kwamen al in de jaren 1460 geleerden met humanistische sympathieën samen om elkaar te inspireren. Poetinus’ boek bevestigt de indruk dat Frisia al vroeg een hotspot van het Italiaanse humanisme was.
In Taipei (!) is trouwens nog een boek van Poetinus teruggevonden waarin hij veel aantekeningen heeft geschreven.
Auteur: Adrie van der Laan