Pracht en praal in Thesinge

Thesinge

Hier in Thesinge is rond 1515 een magnifiek getijdenboekje geschreven in Germania, een klooster met een onstuimig verleden. Het boekje is versierd door een inwoner van de stad Groningen.

Hier staat de Kloosterkerk van Thesinge. Dit gebouw is het laatste restant van een klooster dat hier ooit stond. Het klooster heette Germania. De huidige Kloosterkerk is niet de hele kerk van het klooster van destijds, maar slechts het koor van de oorspronkelijke kloosterkerk, die dus veel groter was.

Zoals bij veel kloosters in Groningen weten we weinig over de vroegste geschiedenis van Germania. Zo is bijvoorbeeld onbekend wanneer het klooster precies is gesticht, maar de oudste vermelding ervan stamt uit 1283 en staat in de zogenaamde Continuatie van de kroniek van klooster Bloemhof in Wittewierum. Ook weten we dat het Thesinger klooster de kerk van Bedum met de bijbehorende landerijen overnam in 1285, en dat Germania tussen 1465 en 1485 werd samengevoegd met het klooster in Ten Boer. Beide kloosters verkeerden op dat moment in grote armoede. Door de samenvoeging kon in elk geval het klooster in Thesinge het hoofd boven water houden.

Een hele lijst met heiligen op fol. 121v-122r

Klooster Germania was een Benedictijner dubbelklooster: een klooster waar zowel monniken als nonnen konden wonen die de regel van Sint Benedictus volgden. In de praktijk woonden er bijna alleen maar nonnen in Germania. Waarschijnlijk bleef het klooster om strategische redenen officieel een dubbelklooster, want vrouwenkloosters kregen geen toegang tot belangrijke provinciale vergaderingen.

Waar de naam Germania precies vandaan komt, is onduidelijk. Lange tijd is gedacht dat deze naam was ontleend aan de heilige Germanus, die dan de beschermheilige van het klooster zou zijn geweest. Uit een aantekening in dit getijdenboek blijkt echter dat niet Germanus, maar ‘de zeven broeders’ de beschermheiligen van het klooster waren. Waarom het klooster Germania heette, blijft dus een raadsel.

De zusters in klooster Germania hadden het niet altijd gemakkelijk. Uit een kroniek blijkt dat 24 nonnen het klooster in 1498 ontvluchtten uit angst voor legerbenden die toen in dit gebied rondtrokken. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd Germania meerdere keren geplunderd, door zowel Geuzen als Spanjaarden. Hierbij werd een aantal nonnen gevangen genomen. In 1584 werd het grootste deel van het klooster verwoest tijdens een plundering, waarna de nonnen vertrokken naar het Thesinger refugiumEen refugium of refugehuis was een eigen pand in de stad dat voor een klooster op het platteland diende als toevluchtsoord in geval van nood en als uitvalsbasis om zaken in de stad te regelen. Het bezit van een refugium was gebruikelijk. Zo had bijvoorbeeld het klooster van Aduard een refugium in de stad Groningen aan de Munnekeholm, waaraan deze straat zijn naam ontleent. Een deel van het pand bestaat nog steeds. aan de Herestraat in de stad Groningen.

HS ADD 274, fol. 46v
HS ADD 274, fol. 13v
HS ADD 274, fol. 32r
HS ADD 274, fol. 65r
HS ADD 274, fol. 86r
HS ADD 274, fol. 28v
HS ADD 274, fol. 9r

Toch kende Germania ook rustige tijden. Dan hielden de nonnen zich onder meer bezig met het afschrijvenAfschrijven betekent overschrijven of met de hand kopiëren van een bestaande tekst. van handschriften. In vergelijking met andere regio’s in Europa bleven hier in het Noorden kloosters lange tijd de belangrijkste producenten van handgeschreven boeken. Dit getijdenboekjeEen getijdenboek is een boek met een verzameling gebeden dat door leken werden gebruikt. De verschillende gebeden werden op vaste (ge)tijden van de dag gelezen, vandaar de naam. Het getijdenboek werd de hele dag gebruikt. Sommige gebeden moesten zelfs midden in de nacht of bij zonsopgang worden gelezen! Welke gebeden waren opgenomen in een getijdenboek kon behoorlijk verschillen, maar drie gebeden vormden de vaste kern van elk getijdenboek: het ‘Kleine Officie van Onze Lieve Vrouw’ (ook wel bekend als de Mariagetijden); de zeven Boetepsalmen; en het Dodenofficie. De Mariagetijden zijn een reeks gebeden ter ere van de heilige maagd Maria, moeder van Jezus Christus. Door het oplezen van de Boetepsalmen toonde iemand berouw voor begane zonden, dus ze vooral gelezen wanneer iemand ziek was of op sterven lag. Het Dodenofficie werd gebeden voor overleden geliefden om hun tijd in het vagevuur in te korten. Naast deze drie belangrijkste gebeden bevatten bijna alle getijdenboeken een kerkelijke kalender met daarop de liturgische gedenk- en feestdagen. Getijdenboeken werden vaak in kloosters geschreven, in het Nederlands of in het Latijn. in de Middelnederlandse taal is een prachtig voorbeeld. Het is op deze plek geschreven door de zusters van klooster Germania.

Laatste woorden in het handschrift op fol. 214v inclusief de initialen van Stine Dutmers

In dit geval weten we zelfs de naam van de non in kwestie: Stine Dutmers. Zij heeft de initialen van haar eigen naam genoteerd op twee plekken in het boek, onder meer aan het einde van de tekst (vóór het slotwoord Amen). Dat deze letters s.d. staan voor Stine Dutmers weten we uit een ander getijdenboek, dat in 1527 in Thesinge is gemaakt en nu in de UB Gent ligt. In dat boek schrijft ze haar naam voluit. Aan het einde (fol. 183r) lezen we dat het afschrijven van de tekst is voltooid op 29 november 1527 door Stine Dutmers “nunne to tesinge”. Er zijn trouwens nog twee handschriften met haar initialen bewaard gebleven en de Groninger Archieven bezitten één perkamenten blad uit een kroniek met tekst van haar hand en weer die initialen s.d.

Dit handschrift is prachtig verlucht (versierd) met gekleurde hoofdletters en tekeningen in de marges van de bladen. Het gebruik van felle kleuren en goudverf en de ‘weelderige blad- en bloemmotieven’ is kenmerkend voor verluchte handschriften uit deze streek. Kenmerkend voor Thesinge is vooral het gebruik van vogels en bloemen, met name viooltjes, anjers, madeliefjes en distels. Hoewel de tekst is geschreven door non Stine Dutmers, is het boek verlucht door Frans Maler, een inwoner van de stad Groningen. Dit weten we, doordat hij in een van zijn verluchtingen zichzelf bekendmaakt: “Frans Maler int iaer ons heren m ccccc ende xv opden viii dach voer midwinter was ik rede.” Hij schreef deze woorden dus op 14 december 1515.

Fol. 29v, waar Frans Maler zichzelf in de randversiering als de verluchter van dit handschrift bekendmaakt.

Naast deze aantekening van Frans Maler zijn er nog verschillende andere aantekeningen te vinden in dit boekje. Op een van de schutbladen achterin staat bijvoorbeeld een aantekening van de eerst bekende eigenaar van het handschrift: “Peter Claesen Soon heeft dit gheschreven ende hort dit boeck toe Anno 1521.”

De lotgevallen van dit magnifieke getijdenboekje na 1521 zijn onbekend, maar in 1989 kwam het terug naar Groningen. Op 20 juni van dat jaar werd het gekocht door de kunsthistoricus prof. James H. Marrow en zijn vrouw Emily Rose Marrow op een veiling van Sotheby’s in London, waarna zij het boekje vrijgevig schonken aan de Rijksuniversiteit Groningen ter ere van prof. Jos.M.M. Hermans als erkenning van diens belangrijke werk op het gebied van boeken in Groningen vóór 1600.

Auteur: Madelief Albers en Adrie van der Laan

  • Heeft u extra informatie?Help ons dit verhaal aan te vullen
    Naam
    Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.