Psalmen in de familie

Groningen
Het Hinckaertshuis is een van de oudste huizen in de stad Groningen. Het is verbonden met een psalmboek dat rond 1500 is geschreven in het klooster van Selwerd.
Luister dit verhaal als podcast

Het Hinckaertshuis aan de Oude Kijk in ‘t Jatstraat is een van de oudste huizen in de stad Groningen. Het is gebouwd in 1290 en was eeuwenlang de woonplaats van bekende Groningse families. Hoewel de naam dat niet doet vermoeden, heeft dit huis via een omweg te maken met dit handgeschreven psalmboek dat rond 1500 werd gemaakt in het klooster van Selwerd en als een van de eerste bezitters Evert de Mepsche de Jongere had.

Dit psalter ofwel psalmboek is afgeschrevenAfschrijven betekent overschrijven of met de hand kopiëren van een bestaande tekst.in het klooster van Selwerd, dat van 1216 tot aan de sloop in 1601 buiten de stad Groningen stond. Het klooster behoorde tot de orde van de Benedictijnen. Vanaf 1486 woonden er alleen nog nonnen en zij kopieerden in de jaren die volgden een indrukwekkende hoeveelheid handschriften, waaronder diverse getijdenboekenEen getijdenboek is een boek met een verzameling gebeden dat door leken werden gebruikt. De verschillende gebeden werden op vaste (ge)tijden van de dag gelezen, vandaar de naam. Het getijdenboek werd de hele dag gebruikt. Sommige gebeden moesten zelfs midden in de nacht of bij zonsopgang worden gelezen! Welke gebeden waren opgenomen in een getijdenboek kon behoorlijk verschillen, maar drie gebeden vormden de vaste kern van elk getijdenboek: het ‘Kleine Officie van Onze Lieve Vrouw’ (ook wel bekend als de Mariagetijden); de zeven Boetepsalmen; en het Dodenofficie. De Mariagetijden zijn een reeks gebeden ter ere van de heilige maagd Maria, moeder van Jezus Christus. Door het oplezen van de Boetepsalmen toonde iemand berouw voor begane zonden, dus ze vooral gelezen wanneer iemand ziek was of op sterven lag. Het Dodenofficie werd gebeden voor overleden geliefden om hun tijd in het vagevuur in te korten. Naast deze drie belangrijkste gebeden bevatten bijna alle getijdenboeken een kerkelijke kalender met daarop de liturgische gedenk- en feestdagen. Getijdenboeken werden vaak in kloosters geschreven, in het Nederlands of in het Latijn.Veel getijdenboeken zijn geschreven in het Latijn, maar de zusters uit Selwerd kopieerden ook teksten in het Middelnederlands. Ons psalter bevat de 150 psalmen uit het Oude Testament in de vertaling van Geert Groote en Johan Scutken. Groote kennen we als theoloog, hervormer binnen de katholieke kerk en voorstander van preken in de volkstaal. Scutken was schrijver en vertaler en lekenbroeder in het klooster van Windesheim bij Zwolle.

Dit psalter is verlucht (versierd) in een stijl die kenmerkend is voor de regio Groningen. Deze manier van versieren vinden we namelijk terug in tal van boeken die gemaakt zijn in kloosters in deze streek. Dit handgeschreven psalmboek bevat naast gekleurde hoofdletters twee rijk geïllustreerde pagina’s bij de eerste en de 109de psalm. Rond de hoofdletters S (‘Salich is die man’) en D (‘De Here is’) zien we kleurrijke blauwe, oranje en groene bloemen. De randen van de bladzijde rond het tekstblok zijn versierd met kleinere, gekleurde bloemetjes, bolletjes en stelen in goud en zilver. In dit psalter treffen we drie bladen van perkament aan. Wie de tekst afschreef en wie de verluchtingen maakte, is niet bekend.

Terug naar het Hinckaertshuis. De locatie en eerste eigenaren van dit huis zijn onlosmakelijk verbonden met het naastgelegen Mepschen Gasthuis, waarvan de naam wel een verband legt met Evert de Mepsche. Dit gasthuis aan de Oude Kijk in ‘t Jatstraat is gesticht door Sierd Lewe in 1479. Het bestaat tot op de dag van vandaag. Op de gevelsteen prijkt nog de naam van de stichtster: dit Gasthuis heeft Gestigtet Die Ed: Er: vrouw Syerd d’Mepsche. Genealogisch onderzoek heeft uitgewezen dat zij zelf geen ‘echte’ Mepsche was, maar dat in de zeventiende eeuw de bewoners van het Hinckaertshuis op verkeerde gronden deze achternaam in de gevel hebben aangebracht. De naam van De Mepsche komt voor het eerst om de hoek kijken bij Wemele Lewe, nicht van Sierd en haar erfgenaam, omdat Sierd kinderloos overleed. Wemele trouwde in de jaren zestig van de vijftiende eeuw met Roelof de Mepsche en zo kwam het huis bij toeval in het bezit van deze rijke familie. Deze stamvader Roelof had nota bene een band met Selwerd: hij was daar ambtman. Johan de Mepsche, een zoon van Roelof, heeft mogelijk als eerste in het Hinckaertshuis gewoond. Een van zijn zonen, Evert, was de grootvader van ‘onze’ Evert, de eigenaar van dit psalmboek.

Dat dit psalmboek in bezit is geweest van Evert de Mepsche weten we, omdat hij dat zelf in dit boek opschreef, iets wat regelmatig voorkomt. Voor in dit boek lezen we: Evert de Mepsche der Jonger anno 93. Evert moet dit psalmboek in 1593 hebben gekocht of als geschenk hebben gekregen. Wie het psalmboek voor Evert bezat, is niet bekend. In een ander handschrift staat daar meteen onder: ad filium suum Gerardum D. Mepsche transtulit. Anno 1612 morte patris, wat betekent: “aan zijn zoon Gerard de Mepsche overgedragen. In het jaar 1612 door de dood van vader.” Hierdoor weten we dat dit psalter in 1612 door het overlijden van Evert in het bezit is gekomen van zijn zoon Gerard. Deze aantekeningen bevestigen het gegeven dat gebedenboeken vaak door werden gegeven aan de volgende generatie. Ze leggen zo familiegeschiedenissen vast en lijmen generaties aan elkaar. Of het na Gerard nog lang in de familie De Mepsche is gebleven, weten we niet.

Bij Evert de Mepsche en zijn zoon stopt de reis van dit psalter niet, want onder hun namen is een ex-libris geplakt waarop staat: J. Baart de la Faille, Med. Prof. Groningen. Deze medicus en hoogleraar aan de Groninger Universiteit stond vanaf 1826 in het centrum van de Groningse medische wereld en droeg bij aan tal van maatschappelijke activiteiten. Hij werkte als arts voor het stadsarmenziekenhuis, het doofstommeninstituut en het Roode Weeshuis. Van 1832 tot 1867 was hij hoogleraar aan de universiteit op het gebied van obstetrie en kindergeneeskunde en gaf hij klinische lessen, onder meer aan de vroedvrouwen in de stad. Anders dan in het geval van Evert de Mepsche, die achterin eigenhandig gebeden heeft geschreven, bevat dit psalter verder geen eigendomssporen van Jacob Baart de la Faille. De UB Groningen heeft het psalter in 1868 na de dood van Baart de la Faille aangekocht, toen zijn omvangrijke boekencollectie werd geveild.

Auteur: Frida van Til
Met dank aan Redmer Alma

  • Heeft u extra informatie?Help ons dit verhaal aan te vullen
    Naam
    Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.