Hier aan de Oude Boteringestraat 52 woonde ooit Rodolf Wicheringe. Hij was een oom van de bekende Groningse kaartenmaker Barthold Wicheringe die, samen met de Amsterdamse uitgever en cartograaf Willem Janszoon Blaeu, in 1616 zijn beroemde kaart Groninga Dominium oftewel ‘De heerlijkheid Groningen’ op de markt bracht. De familie Wicheringe woonde in de stad Groningen op dit adres. Net als zijn neef Barthold was Rodolf, zoals dat geschoolde mensen in die tijd betaamde, bedreven in het Latijn en geïnteresseerd in de cultuur van de klassieke Oudheid. Hij was curator van de universiteitsbibliotheek en behoorde tot een groep van cultureel geëngageerde Stadjers die zich inzetten voor het beheer van de bibliotheek en het uitbreiden van de collectie.
Dit zien we terug in de boeken die Rodolf schonk aan de universiteitsbibliotheek. Een van de boeken die hij in de collectie bracht, betreft deze bundel met het verzamelde werk van de Florentijnse humanist Angelo Ambrogini, beter bekend als Angelo Poliziano (1454-1494). Geïnspireerd door Griekse en Romeinse schrijvers uit de Oudheid schreef Poliziano poëzie en proza. Zijn gedichten waren om te beginnen bedoeld als in zichzelf waardevolle poëtische werken, maar ze dienden ook als lesmateriaal voor studenten. Door citaten en motieven uit klassieke Griekse en Latijnse teksten te verwerken in zijn gedichten liet Poliziano zijn lezers kennis maken met de belangrijkste werken uit de Oudheid. Deze uitgave van Poliziano’s verzamelde werk die Rodolf Wicheringe in bezit had, was samengesteld door de Parijse docent klassieke talen Jacques Toussain en gedrukt door de Brabantse geleerde Josse Bade, die in 1503 een drukkerij had geopend in Parijs en daar zelf ook klassieke talen doceerde.
Opvallend is, dat Rodolf zijn geschonken Poliziano-boek heeft gesigneerd, maar dat zijn handschrift verder niet terug lijkt te komen in het boek. Wel staan er betrekkelijk veel andere aantekeningen in de marges, door het hele boek heen, maar deze zijn geschreven in één en dezelfde hand die duidelijk verschilt van Rodolfs eigendomsinscriptie. Ook de inhoud van de aantekeningen bevestigt, dat ze door iemand anders zijn geschreven. Eén van de marginale annotaties staat bij een toespraak tot paus Alexander VI die Poliziano schreef voor afgezanten van de stad Siena. In zijn gedrukte tekst beklemtoont Poliziano als katholieke Italiaan de autoriteit van de Apostolische Stoel. Hierbij heeft iemand in de marge geschreven: ‘Quid ais Luthere? Quid o Germani?’ Oftewel: ‘Wat zeg je hierop, Luther? Wat jullie, Duitsers?’ Wie dit opschreef, was hoogstwaarschijnlijk katholiek en dat was Rodolf in ieder geval niet.
Bij Poliziano’s gedicht Rusticus (op de bladen 81-84) staan in de kantlijn opvallend veel aantekeningen geschreven, die evenmin door Rodolf Wicheringe lijken te zijn gemaakt. Ze wijzen erop dat in ieder geval één vroegere lezer dit gedicht goed heeft bestudeerd en heeft geprobeerd om alle verwijzingen naar klassieke auteurs en mythologie die Poliziano in zijn gedicht had verwerkt, uit het gedicht te halen. Deze grondige analyse doet vermoeden dat de lezer in kwestie zijn kennis van de klassieken goed op orde had. Dat bevestigen eigenlijk alle handgeschreven aantekeningen in dit boek. Het zijn er niet enorm veel, maar ze getuigen allemaal van de grote geleerdheid die deze voormalige lezer had. Hij kende zelfs uitstekend Grieks.
Al met al laat dit boek mooi zien dat de geschoolde kringen van Groningen zich in de zestiende en zeventiende eeuw enthousiast bezighielden met talen en culturen die al meer dan duizend jaar oud waren. Deze interesse is met de stichting van de Universiteit en haar bibliotheek tot op de dag van vandaag in Groningen gebleven.
Auteur: Rens Huisman